• ros·se

rosse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ros


vervoeging van
rosser

rosse

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van rosser
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van rosser
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van rosser