ribu
- ri·bu
ribu
- 1. "-duizend", woord dat het voorgaande telwoord met 1000 vermenigvuldigt om de getallen 1000 tot 999.000 te vormen ('duizental'); alleen seribu (duizend) wordt aaneengeschreven en vormt een nieuw telwoord, dua ribu (tweeduizend) tot sembilan ribu (negenduizend) zijn strikt genomen steeds twee woorden: een telwoord en een zelfstandig naamwoord
- «Sembilan ratus sembilan puluh satu ribu tambah seribu sama dengan empat sembilan ratus sembilan puluh satu ribu.»
- Negenhonderdeenennegentigduizend plus duizend is negenhonderdtweeënnegentigduizend.
- «Sembilan ratus sembilan puluh satu ribu tambah seribu sama dengan empat sembilan ratus sembilan puluh satu ribu.»