Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·ti·o·na·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
rationaliseren

rationaliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rationaliseren
    • Ik rationaliseer. 
  2. gebiedende wijs van rationaliseren
    • Rationaliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rationaliseren
    • Rationaliseer je?