• pu·luh

puluh

  1. "-tig", woord dat het voorgaande telwoord met 10 vermenigvuldigt om de getallen 10 tot 90 te vormen; alleen 'sepuluh' "tien" wordt aaneengeschreven en vormt een nieuw telwoord, dua puluh (twintig) tot sembilan puluh (negentig) zijn strikt genomen steeds twee woorden: een telwoord en een zelfstandig naamwoord
    «Sembilan puluh tambah sepuluh sama dengan empat seratus.»
    Negentig plus tien is honderd.