prøver
- prø·ver
prøver
- tegenwoordige tijd van prøve
prøver, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van prøve
- prø·ver
Naar frequentie | 238 |
---|
prøver
- tegenwoordige tijd van prøve
prøver, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van prøve
- prø·ver
prøver
- tegenwoordige tijd van prøva
prøver
- tegenwoordige tijd van prøve
prøver, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van prøve