Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·neert

Werkwoord

vervoeging van
poneren

poneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poneren
    • Jij poneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poneren
    • Hij poneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van poneren
    • Poneert!