plasticeert
- Geluid: plasticeert (hulp, bestand)
- plas·ti·ceert
vervoeging van |
---|
plasticeren |
plasticeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plasticeren
- Jij plasticeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plasticeren
- Hij plasticeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van plasticeren
- Plasticeert!