plankzeil
- plank·zeil
vervoeging van |
---|
plankzeilen |
plankzeil
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plankzeilen
- Ik plankzeil.
- gebiedende wijs van plankzeilen
- Plankzeil!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plankzeilen
- Plankzeil je?