Deens

Woordafbreking
  • pe·ri·o·der
Naar frequentie 14955

Zelfstandig naamwoord

perioder, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van periode


Noors

Woordafbreking
  • pe·ri·o·der
Naar frequentie 16887

Zelfstandig naamwoord

perioder, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van periode