patineerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: patineerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pa·ti·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
patineren |
patineerde
- enkelvoud verleden tijd van patineren
- Ik patineerde.
- Jij patineerde.
- Hij, zij, het patineerde.
- Ik patineerde.