• pa·ra·chu·teer
vervoeging van
parachuteren

parachuteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parachuteren
    • Ik parachuteer. 
  2. gebiedende wijs van parachuteren
    • Parachuteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van parachuteren
    • Parachuteer je?