oververzadig
- over·ver·za·dig
vervoeging van |
---|
oververzadigen |
oververzadig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oververzadigen
- Ik oververzadig.
- gebiedende wijs van oververzadigen
- Oververzadig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oververzadigen
- Oververzadig je?