• over·ver·za·dig
vervoeging van
oververzadigen

oververzadig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oververzadigen
    • Ik oververzadig. 
  2. gebiedende wijs van oververzadigen
    • Oververzadig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oververzadigen
    • Oververzadig je?