• over·leef·de
vervoeging van
overleven

overleefde

  1. enkelvoud verleden tijd van overleven
    • Ik overleefde. 
    • Jij overleefde. 
    • Hij, zij, het overleefde. 
     Johnson treedt ook per direct af als partijleider van de Conseratieve Partij. Vorige maand overleefde hij nog een vertrouwensstemming, toen een meerderheid van zijn partijgenoten vond dat hij kon aanblijven. Nu tientallen leden van zijn kabinet zijn opgestapt, treedt Johnson alsnog terug.[1]
  1. verbogen vorm van overleefd, voltooid deelwoord van overleven
  1.   Weblink bron “Britse premier Johnson stapt op, maar blijft zitten tot opvolger bekend is” (onderdag 07 juli 2022), NU.nl