Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·keek

Werkwoord

vervoeging van
overkijken

overkeek

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overkijken
    • ... dat ik overkeek. 
    • ... dat jij overkeek. 
    • ... dat hij, zij, het overkeek. 
vervoeging van
overkijken

overkeek

  1. enkelvoud verleden tijd van overkijken
    • Ik overkeek. 
    • Jij overkeek. 
    • Hij, zij, het overkeek.