opbond
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·bond
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opbinden |
opbond
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opbinden
- ... dat ik opbond.
- ... dat jij opbond.
- ... dat hij, zij, het opbond.
- ... dat ik opbond.
vervoeging van |
---|
opbinden |
opbond