ontstijgt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·stijgt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontstijgen |
ontstijgt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontstijgen
- Jij ontstijgt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontstijgen
- Hij ontstijgt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontstijgen
- Ontstijgt!