ontstijg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·stijg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontstijgen |
ontstijg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontstijgen
- Ik ontstijg.
- gebiedende wijs van ontstijgen
- Ontstijg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontstijgen
- Ontstijg je?