Middelnederlands

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid
deelwoord
enkelvoud meervoud
onthopen onthoopte onthoopten onthoopt
   volledig   

Werkwoord

onthopen [1], [2]

  1. de hoop verliezen, wanhopen, teleurgesteld worden
     Soe waende hi hebben goet gheval.
    Nu was hi dies onthopet al.
    [3]
Vertaling ontbreekt, voeg deze alstublieft toe.

Verwijzingen