• ont·gren·del·de
vervoeging van
ontgrendelen

ontgrendelde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontgrendelen
    • Ik ontgrendelde. 
    • Jij ontgrendelde. 
    • Hij, zij, het ontgrendelde. 
  2. verbogen vorm van ontgrendeld, voltooid deelwoord van ontgrendelen