Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·beer·de

Werkwoord

vervoeging van
ontberen

ontbeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontberen
    • Ik ontbeerde. 
    • Jij ontbeerde. 
    • Hij, zij, het ontbeerde. 
  2. verbogen vorm van ontbeerd, voltooid deelwoord van ontberen