Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·ka·der·de

Werkwoord

vervoeging van
omkaderen

omkaderde

  1. enkelvoud verleden tijd van omkaderen
    • Ik omkaderde. 
    • Jij omkaderde. 
    • Hij, zij, het omkaderde. 
  2. verbogen vorm van omkaderd, voltooid deelwoord van omkaderen