Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·bouw·de

Werkwoord

vervoeging van
ombouwen

ombouwde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van ombouwen
    • ... dat ik ombouwde. 
    • ... dat jij ombouwde. 
    • ... dat hij, zij, het ombouwde.