nuit
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
nuit | la nuit | nuits | les nuits |
nuit v
vervoeging van |
---|
nuire |
nuit
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van nuire
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van nuire
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van nuire
nuit
- voltooid deelwoord (participe passé) van nuire