normeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nor·meer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
normeren |
normeerde
- enkelvoud verleden tijd van normeren
- Ik normeerde.
- Jij normeerde.
- Hij, zij, het normeerde.
- Ik normeerde.
vervoeging van |
---|
normeren |
normeerde