• mo·ti·va

motiva, mv

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van motiv


  • mo·ti·va

motiva,

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van motiv


vervoeging van
motivar

motiva

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van motivar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van motivar