merdouiller

  1. (spreektaal) zich vergissen, fouten maken
    «Le nouvel intérim, il arrête pas de merdouiller
    Die nieuwe uitzendkracht maakt de hele tijd fouten. [1]
  2. (spreektaal) in een vervelende situatie terechtkomen
    «J’ai merdouillé avec ma meuf.»
    Ik heb problemen gekregen met mijn vriendin. [1]