Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·bidt

Werkwoord

vervoeging van
meebidden

meebidt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meebidden
    • ... dat jij meebidt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meebidden
    • ... dat hij meebidt.