luisterde terug
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- luis·ter·de te·rug
Werkwoord
vervoeging van |
---|
terugluisteren |
luisterde terug
- enkelvoud verleden tijd van terugluisteren
- Ik luisterde terug.
- Jij luisterde terug.
- Hij, zij, het luisterde terug.
- Ik luisterde terug.