liva
- li·va
Naar frequentie | 21899 |
---|
liva
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van live
liva
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van live
liva
- voltooid (verleden) deelwoord van live
liva
- nominatief bepaald onzijdig meervoud van liv
- li·va
Werkwoord #1
liva
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast live, zie aldaar
liva
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van liva
liva
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van liva
liva
- voltooid (verleden) deelwoord van liva
liva
- gebiedende wijs van liva
liva
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van live
liva
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van live
liva
- voltooid (verleden) deelwoord aantonende wijs bedrijvende vorm van live
liva
- gebiedende wijs van live
Werkwoord #2
liva
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast live, zie aldaar
liva
- nominatief bepaald onzijdig meervoud van liv