koketteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ko·ket·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
koketteren |
koketteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koketteren
- Ik koketteer.
- gebiedende wijs van koketteren
- Koketteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koketteren
- Koketteer je?