Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·ket·teer

Werkwoord

vervoeging van
koketteren

koketteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koketteren
    • Ik koketteer. 
  2. gebiedende wijs van koketteren
    • Koketteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koketteren
    • Koketteer je?