knevelde af
- Geluid: knevelde af (hulp, bestand)
- kne·vel·de af
vervoeging van |
---|
afknevelen |
knevelde af
- enkelvoud verleden tijd van afknevelen
- Ik knevelde af.
- Jij knevelde af.
- Hij, zij, het knevelde af.
- Ik knevelde af.
vervoeging van |
---|
afknevelen |
knevelde af