Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knas·ten

Werkwoord

vervoeging van
knassen

knasten

  1. meervoud verleden tijd van knassen
    • Wij knasten. 
    • Jullie knasten. 
    • Zij knasten. 


Deens

Woordafbreking
  • knas·ten

Zelfstandig naamwoord

knasten, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van knast