knapperde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- knap·per·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
knapperen |
knapperde
- enkelvoud verleden tijd van knapperen
- Ik knapperde.
- Jij knapperde.
- Hij, zij, het knapperde.
- Ik knapperde.
vervoeging van |
---|
knapperen |
knapperde