Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klok·ten

Werkwoord

vervoeging van
klokken

klokten

  1. meervoud verleden tijd van klokken
    • Wij klokten. 
    • Jullie klokten. 
    • Zij klokten. 
     Voordat ik het wist kreeg ik een bierproeverijplank voor mijn neus met tien kleine bierglazen met verschillende soorten IPA. Deze kleine porties klokten we in een noodvaart naar binnen en ik bestelde meteen een aantal nieuwe planken proefglazen voor de hele tafel.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers