kleefde aaneen
- kleef·de aan·een
vervoeging van |
---|
aaneenkleven |
kleefde aaneen
- enkelvoud verleden tijd van aaneenkleven
- Ik kleefde aaneen.
- Jij kleefde aaneen.
- Hij, zij, het kleefde aaneen.
- Ik kleefde aaneen.
vervoeging van |
---|
aaneenkleven |
kleefde aaneen