Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·ra·me·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
karameliseren

karameliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karameliseren
    • Jij karameliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karameliseren
    • Hij karameliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van karameliseren
    • Karameliseert!