Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • is·la·mi·seert

Werkwoord

vervoeging van
islamiseren

islamiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van islamiseren
    • Jij islamiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van islamiseren
    • Hij islamiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van islamiseren
    • Islamiseert!