Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ruim·den

Werkwoord

vervoeging van
inruimen

inruimden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inruimen
    • ...dat wij inruimden. 
    • ...dat jullie inruimden. 
    • ...dat zij inruimden.