inruimden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ruim·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inruimen |
inruimden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inruimen
- ...dat wij inruimden.
- ...dat jullie inruimden.
- ...dat zij inruimden.
- ...dat wij inruimden.