• in·cli·neert
vervoeging van
inclineren

inclineert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inclineren
    • Jij inclineert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inclineren
    • Hij inclineert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inclineren
    • Inclineert!