• in·cal·cu·leert
vervoeging van
incalculeren

incalculeert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van incalculeren
    • ... dat jij incalculeert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van incalculeren
    • ... dat hij incalculeert.