hoorde op
- hoor·de op
vervoeging van |
---|
ophoren |
hoorde op
- enkelvoud verleden tijd van ophoren
- Ik hoorde op.
- Jij hoorde op.
- Hij, zij, het hoorde op.
- Ik hoorde op.
- Het woord hoorde op staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.