Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • handt

Werkwoord

vervoeging van
handen

handt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handen
    • Jij handt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handen
    • Hij handt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van handen
    • Handt!