grensde aan
- Geluid: grensde aan (hulp, bestand)
- grens·de aan
vervoeging van |
---|
aangrenzen |
grensde aan
- enkelvoud verleden tijd van aangrenzen
- Ik grensde aan.
- Jij grensde aan.
- Hij, zij, het grensde aan.
- Ik grensde aan.
vervoeging van |
---|
aangrenzen |
grensde aan