Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·lijk·stem·den

Werkwoord

vervoeging van
gelijkstemmen

gelijkstemden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van gelijkstemmen
    • ...dat wij gelijkstemden. 
    • ...dat jullie gelijkstemden. 
    • ...dat zij gelijkstemden.