gelijkstemden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·lijk·stem·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gelijkstemmen |
gelijkstemden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van gelijkstemmen
- ...dat wij gelijkstemden.
- ...dat jullie gelijkstemden.
- ...dat zij gelijkstemden.
- ...dat wij gelijkstemden.