fuchtelte
- fuch·tel·te
fuchtelte
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fuchteln
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van fuchteln
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van fuchteln
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van fuchteln
- fuchtelte herum