Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • frijnt

Werkwoord

vervoeging van
frijnen

frijnt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frijnen
    • Jij frijnt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frijnen
    • Hij frijnt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van frijnen
    • Frijnt!