• frie·re

friere, m / v / o / mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm van de vergrotende trap van fri

friere, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van frier
vervoeging van
freír

friere

  1. eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van freír (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)
  2. derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van freír (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)