fredagen
- fre·da·gen
Naar frequentie | 17773 |
---|
fredagen
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van fredag
- fre·da·gen
Naar frequentie | 29227 |
---|
fredagen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van fredag
- fre·da·gen
fredagen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van fredag
- fre·da·gen
Naar frequentie | 13656 |
---|
fredagen
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van fredag
- «Under fredagen hände det.»
- Op vrijdag gebeurde het.
- «Under fredagen hände det.»