frankeerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: frankeerden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fran·keer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
frankeren |
frankeerden
- meervoud verleden tijd van frankeren
- Wij frankeerden.
- Jullie frankeerden.
- Zij frankeerden.
- Wij frankeerden.