fietsvakanties

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  fietsvakanties    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• fiets·va·kan·ties

Zelfstandig naamwoord

de fietsvakanties mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fietsvakantie

Gangbaarheid

• Het woord fietsvakanties staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.